U bent hier:

Doel 1: Planten en teeltsystemen zijn weerbaar

Gewasbescherming vormt een belangrijk aspect van de teelt. In 2030 is gewasbescherming gebaseerd op weerbaarheid: gewassen kunnen tegen een stootje en teeltsystemen zijn grotendeels zelfregulerend. Ziekten en plagen krijgen daardoor minder kans, zodat de noodzaak om in te grijpen tot een minimum beperkt blijft. Waar nodig wordt ‘slim’ bijgestuurd: tijd- en plaatsspecifiek en zo ‘groen’ mogelijk. Deze nog te ontwikkelen robuuste productiesystemen leiden tot meer continuïteit in opbrengst en kwaliteit en versterken daarmee de relaties in de keten. Geïntegreerde gewasbescherming1 is nu al het streven in de plantaardige productie. Hiermee is vooruitgang geboekt. Plantgezondheid op basis van weerbaarheid gaat nog een stap verder en vergt een paradigmaverandering (figuur 1). In de traditionele, risicogestuurde benadering is er sprake van een kwetsbaar evenwicht, waarbij kleine veranderingen in het systeem er al voor kunnen zorgen dat ziektes en plagen de kop op steken en bestreden moet worden. In de nieuwe benadering is er sprake van een robuust systeem, waarbij kleine veranderingen opgevangen
kunnen worden door het systeem zelf.

Figuur 1: verschil tussen risicogedreven inrichting van plantgezondheid en een op weerbaarheid gefundeerde aanpak.
(Uit: Erisman et al., 2016. AIMS Agriculture and Food Volume 1, Issue 2, 
157-174).

In een weerbaar systeem wordt de natuurlijke weerstand van het gewas bepaald door:

  • Weerbare rassen: In 2030 maakt de land- en tuinbouw zoveel mogelijk gebruik van robuuste rassen die tegen een stootje kunnen en onder wisselende omstandigheden en ziekte- en plaagdruk gezond blijven. Rassen worden met het oog op de toekomst veredeld op belangrijke eigenschappen als groeikracht, intrinsieke weerbaarheid en ziekte- en plaagresistentie. Uitgangsmateriaal is schoon, ziekte- en plaagvrij en sterk. Door nieuwe genetische technieken is het mogelijk om sneller resistente eigenschappen tegen ziekten en plagen toe te voegen aan plantenrassen. Hier ligt een kans om meer rassen te ontwikkelen die robuust zijn, als pijler in een weerbaar systeem.
  • Weerbare planten: Planten met een hoge intrinsieke of geïnduceerde weerstand, gesteund door een natuurlijk schild van (microbiële) helpers in en rond de plant en haar wortels. Het gewas wordt genetisch diverser gemaakt met wellicht ook mengteelten, zodat bij aanvang van de teelt de biologische buffering optimaal is.
  • Weerbare teeltsystemen: Bodem (bodemvruchtbaarheid, -structuur, -leven en vochthuishouding) en substraat, (micro)klimaat en omgeving (toegenomen biodiversiteit in en rondom de land- en tuinbouwpercelen) ondersteunen de weerbaarheid van het gewas en houden ziekten en plagen op afstand. Andersom past de teelt ook bij de plaatselijke omstandigheden (bodem, vochthuishouding, klimaat). Dit wordt versterkt door preventieve inzet van functionele biodiversiteit van macro- en microbiologie (biologische ‘Standing Army’). De weerbare, robuuste systemen hebben intrinsieke weerstand tegen extremere weersinvloeden als gevolg van klimaatverandering (droogte of waterovervloed) of zijn daar fysiek tegen beschermd (bedekte teelt). Optimale bodemkwaliteit is een belangrijke basis voor het weerbare teeltsysteem en telers houden hier goed rekening mee in hun bedrijfsvoering om deze in stand te houden. 
  • n de inrichting van het teeltsysteem ligt de nadruk op het versterken van natuurlijke eigenschappen en processen. Op bedrijfs- of regionaal niveau vullen plantaardige productie en andersoortig landgebruik (bijvoorbeeld veeteelt) elkaar aan door samenwerking en is de teeltintensiteit en het soort teelt in balans met de draagkracht van het natuurlijke systeem (onder andere de bodem).
  • Precisieland- en tuinbouw vormen een belangrijke ondersteuning van de geïntegreerde aanpak. Ook in een weerbaar systeem blijft de kans op ziekten en plagen aanwezig. Nieuwe technologie zoals precisieland- en tuinbouw (sensoren, autonome voer- en luchtvaartuigen, systeemaanpak) voor onder andere diagnostiek, maken het mogelijk om gewassen en bodem vaker te scouten en te monitoren. Hierdoor is het mogelijk om eerder aantastingen te signaleren en op basis daarvan beslissingen te nemen om gericht (locatie- en tijdspecifiek) bij te sturen. Waar gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn hebben laag-risicomiddelen de voorkeur en worden emissiebeperkende technieken ingezet om de uitstoot naar het milieu te verminderen.

1) Geïntegreerde gewasbescherming is een aanpak die gebruik maakt van diverse methoden om ziekten, plagen en onkruiden te beheersen en te bestrijden. Daarbij wordt de inzet van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk voorkomen door het toepassen van preventie, niet chemische maatregelen, biologische bestrijders en teelttechnische maatregelen. Waar gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn hebben laag-risicomiddelen de voorkeur en worden emissiebeperkende technieken ingezet om de uitstoot naar het milieu te verminderen.