Auteur:
Artemis
Geplaatst
03 oktober 2023
Binnen het Uitvoeringsprogramma UP Gewasbescherming 2030 zijn diverse acties uitgezet om de strategische doelen te realiseren. Een van de acties, waar Artemis trekker van is, betreft: ‘Het inventariseren van de mogelijkheden om nuttige organismen gericht in te kunnen zetten om ziekten, plagen en onkruiden te beheersen en te bestrijden’. Hiervoor is een breed onderzoek uitgezet bij de Universiteit van Amsterdam (UVA).
De resultaten van dit onderzoek zijn via LNV teruggekoppeld met Artemis en er is een rapport over uitgebracht. Onlangs is dit onderzoek ook besproken tijdens de inspiratie dag van het Praktijkprogramma Plantgezondheid ‘Weerbaarheid in de praktijk’ van LTO Nederland. Artemis is ook vertegenwoordigd in de expertgroep biocontrol en biostimulanten binnen dit programma.
In het onderzoek zijn de effecten van gericht samengestelde landschapselementen op diverse ecosysteemdiensten zoals bestuiving en natuurlijke plaagbeheersing geëvalueerd. Gerichte biodiversiteitsverhoging kan op verschillende manieren worden bereikt, zoals door de aanleg van specifiek samengestelde bloemrijke akkerranden of houtige landschapselementen zoals hagen, maar ook door bv mengteelten, strokenteelten en bosakkerbouw. Door deze maatregelen af te stemmen op de functionele groepen die de ecosysteemdiensten leveren, kunnen deze effectiever ondersteund worden. Functionele agrobiodiversiteit (FAB) is het versterken van het natuurlijke vermogen om ziekten en plagen te beheersen in gewassen, door de biodiversiteit te stimuleren. Om landbouwrelevante ecosysteemdiensten doelgericht te versterken en te optimaliseren gaat men als volgt te werk:
- Identificeer de functionele groepen van organismen die ecosysteemdiensten leveren voor het betreffende gewas.
- Onderzoek de behoeften (bv voedsel, schuilplaatsen, broedplaatsen) van deze functionele organismen.
- Identificeer en kwantificeer de knelpunten mbt deze behoeften in het huidige (lokale) agrarisch ecosysteem.
- Implementeer FAB-ondersteunende maatregelen die deze knelpunten effectief wegnemen.
Functionele agrobiodiversiteit kan weerbare teeltsystemen goed ondersteunen, maar het is van groot belang om een juiste inrichting en het juiste bloemenmengsel met de gewenste functionaliteit te kiezen. In de Hoeksche Waard zijn de afgelopen vijf jaar bloeiende akkerranden gemonitord. Onderzoeker Paul van Rijn van de UvA werkte hierbij samen met Felix Wäckers. Met een goede vegetatie zijn er voldoende natuurlijke vijanden aanwezig die een belangrijke bijdrage leveren aan de plaagbeheersing. Monitoring van natuurlijke vijanden kan op allerlei manieren: blad- en gewas inspectie en gele vangbakken of -platen in het gewas. Door gerichte scouting kan de inzet van chemische middelen verminderd worden.
De studie van UVA wordt afgesloten met een aantal aanbevelingen voor telers, toeleveranciers, onderzoek en overheden.