U bent hier:

‘Met de huidige biostimulanten en biologische middelen is niet in enkele jaren een weerbaar teeltsysteem op te bouwen’

Door te experimenteren en te leren is stapsgewijs te werken aan een weerbaar teeltsysteem. Met het huidige beschikbare palet aan biostimulanten en biologische middelen is niet binnen enkele jaren een weerbaar teeltsysteem op te bouwen. Meer kennis over biologische buffering is van belang, naast het verder werken aan een ICM-systeemaanpak om te voorkomen dat duurzamer telen leidt tot vraagstukken en risico’s die een gangbaar akkerbouwbedrijf te boven gaan. Dit zijn eerste bevindingen uit ruim twee jaar praktijkpilot ‘Systeemaanpak met Biologische buffering’, dat Artemis en BO Akkerbouw samen met WUR Open teelten uitvoeren.


Aan de pilot werken vier akkerbouwers mee voor eigen rekening en risico. Zij geven jaarlijks aan welke knelpunten ze ervaren in hun (gangbare) teeltmethode. Dit resulteert in een groslijst, die Artemis-leden krijgen voorgelegd. Zij geven aan welke oplossingen zij beschikbaar hebben, passend bij principes van geïntegreerd telen (Integrated Crop Management, ICM). Op basis van perspectieven die producten en andere maatregelen bieden is op elk bedrijf de focus gelegd op enkele knelpunten waarvoor een aanpak wordt ontwikkeld. Aan de hand van monitoring wordt het jaar erop de aanpak doorgezet, eventueel aangepast of uitgebreid met extra knelpunten.

Intentie van de pilot is met ICM-aanpak en een gerichte inzet van biostimulanten en biologische middelen (biocontrol) stapsgewijs de teeltsystemen op de pilotbedrijven weerbaarder te maken voor respectievelijk abiotische (warmte- of droogtestress) en biotische stress (ziekten en plagen), waarbij rendement wordt behouden en het gebruik van chemische middelen (fors) gereduceerd.

Intensieve begeleiding

In teeltseizoen 2022 staan in het aardappelgewas de knelpunten ritnaalden, aaltjes, vochthuishouding en fosfaatbeschikbaarheid centraal. Bij uienteelt droegen akkerbouwers trips, fosfaatbeschikbaarheid, uienvlieg en beworteling aan. Bij suikerbiet staat cercospora in de schijnwerper en meer algemeen is wortelduizendpoot een knelpunt. In intensieve begeleiding van adviseurs en onderzoekers proberen de akkerbouwers geschikte oplossingen te integreren in hun teeltsysteem. Die producten (biostimulant of biocontrol) moeten een onderbouwing kennen qua werkzaamheid, toegelaten zijn en een praktische begeleiding krijgen van de producent / leverancier voor de juiste toepassing.

Praktische beperkingen

De afgelopen twee jaar bleek dat nog niet voor alle knelpunten oplossingen voorhanden zijn. Er zijn meer toegelaten producten nodig en er is meer ervaring vereist om er mee te werken, ook in combinatie met ICM-maatregelen. Ook kent een aantal producten praktische beperkingen in de toepassing. “Denk daarbij aan het aantal keren dat de biostimulant of het biologische middel (preventief) moet worden aangebracht. De methode van toepassen luistert heel nauw, elke situatie is anders”, zegt WUR-projectleider Saskia Houben. “Het vergt veel leerervaringen; er zijn nog vele vragen, bijvoorbeeld over welke middelen en maatregelen op het juiste moment in de levenscyclus van pathogenen en plagen zijn in te zetten. Soms is dat preventief, soms als een schadedrempel overschreden dreigt te worden. De akkerbouwers zijn heel enthousiast en vooruitstrevend ingesteld om hun teelt weerbaarder te maken. Voor hen is het wel duidelijk dat het een andere manier van telen is en geen één-op-één vervanging van chemische middelen.”

Actieplan en Uitvoeringsprogramma

Artemis en BO Akkerbouw zetten de pilot op als uitvloeisel van een gezamenlijk symposium over biostimulanten, in januari 2020. Het symposium en de praktijkpilot zijn onderdeel van het Actieplan Plantgezondheid   van BO Akkerbouw en haar 12 leden. De pilot-ervaringen sterken beide organisaties in hun dringende pleidooi om de toelating van groene middelen te versnellen. Inmiddels is de pilot ondergebracht bij het praktijkprogramma van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, waarvan Artemis deelnemende partij is. Bij de bloembollenteelt en sierteelt zijn vergelijkbare pilots opgezet. Dankzij financiering vanuit het ministerie van LNV is dit teeltseizoen een uitgebreid monitoringsplan uitgerold.